Het
gewone sneeuwklokje is een
maximaal
25 cm
hoog bolgewas uit de narcisfamilie . De bloemen hebben elk een eigen bloemstengel
en hangen van de top van deze stengel naar beneden. Een bloem heeft zes bloemdekbladeren,
waarvan de buitenste drie langwerpig zijn en de binnenste drie omgekeerd
hartvormig zijn. De lange, smalle bladeren zijn blauwachtig groen.
Sneeuwklokjes zijn bloeiend te vinden van januari tot in april.
De bloem lijkt wit doch is feitelijk kleurloos. Een fijngeknepen
bloemblad blijkt glashelder te zijn, doordat de luchtbelletjes tussen de
bladcellen dan weg geperst zijn. Het is deze lucht die het invallende licht in
alle richtingen weerkaatst, waardoor de mens het als wit waarneemt
De plant komt, doordat zij snel en gemakkelijk verwildert, in heel veel
streken voor. Haar oorspronkelijk verspreidingsgebied is vermoedelijk Zuid- en Midden
-Europa. De omvang ervan is echter niet meer vast te stellen.
De bloei zo vroeg in het jaar is ongunstig voor
insectenbezoek en dus voor kruisbestuiving, maar het blijkt niet onmogelijk. Honingbijen
en hommels halen bij gunstig weer al vanaf februari uit de sneeuwklokjes een
licht oranjekleurig stuifmeel en zelfs een kleine hoeveelheid nectar. Mogelijk
treedt er soms ook vruchtzetting in de Benelux op. De zaden worden dan door mieren
versleept, omdat er een mierenbroodje aan zit. Maar de veruit belangrijkste
vorm van vermeerdering gaat via de ongeslachtelijke voortplanting: de
vermeerdering van de bollen. Hieruit slaat de plant heel snel en gemakkelijk
op. Waar zij eenmaal groeit kan zij zich gemakkelijk handhaven. In Midden- en
Zuid-Europa vliegen zo vroeg in het jaar mogelijk meer insecten vanwege de
hogere temperaturen en zou er wel vruchtzetting kunnen optreden.
Fijne dag, gr Ans